De gekrulde snorren en tressen
van de vermoeid kijkende marechaussees
De dames vooraan met piepers en
mesje in hun handen
De lange tent waar je diep maar
niet echt helemaal
in kunt kijken
En veel gezichten, veel vrouwen
zich over hun schoot
naar voren ziet vouwen
Met deemoed vooraan, met
hoop meer achteraan en vrolijk
uitdagend door de vrouw rechts vooraan
Zij snapt, zo zou je kunnen denken,
dat met zoveel mannen als
kanonnenvoer in Vlaanderen
Een vrouw alleen zich goed moet tonen
Of is het slechts wanhoop die zich toont
Wordt het Hollands wachten wel beloond?
Peter Noordhoek
Bron: Deze in circa 1916 door Weijert Jan van Zanen gemaakte foto laat zien hoe vrouwelijke Belgische vluchtelingen, in de kassen van snijgroenkwekerij Gebroeders Steensma aan de Graaf Florisweg, piepers jassen (aardappelen schillen) voor de warme maaltijd. Enkele mannelijke vluchtelingen houden hen gezelschap of komen speciaal voor de foto erbij. Dat laatste geldt waarschijnlijk ook voor de twee marechaussees die met de bewaking van het kamp zijn belast. Na het begin van de Eerste Wereldoorlog en met name de Duitse inval in Belgiƫ in 1914, zoeken veel van onze zuiderburen een goed heenkomen in het neutrale Nederland. Verspreid over het land worden kampen ingericht om hen op te vangen. Het Goudse vluchtoord aan de Graaf Florisweg is het enige kamp dat niet door de (lokale) overheid wordt beheerd maar door particulieren die daarvoor een vergoeding krijgen. Directeur Aegidius Steensma verhuurt zijn kassen voor de opvang en is tevens kampdirecteur. Voor sommigen is het kamp een doorgangsplek; zij vinden daarna in de stad huisvesting, keren terug naar Belgiƫ of reizen door naar Engeland. Voor 160 van hen, onder wie veel jonge kinderen, is het een eindstation: zij komen te overlijden en worden begraven op de rooms-katholieke begraafplaats. Het vluchtoord zal tot het einde van de Eerste Wereldoorlog opvang bieden.
Volgnr.: 018.1 Bron doc.: GBG 27-01 Bron: SAMH 0440.50711